In tegenstelling tot conventioneel grondwerk worden bij natuurtechnisch grondwerk kansen voor natuurontwikkeling gecreëerd door het aanbrengen van micro-relief in de afwerking van afgegraven delen, door het voorkomen van losse (rulle) grond, het doordacht behandelen van de aanwezige grondlagen, het vermijden van bodemverstoring en verdichting en het ontzien van bestaande natuur- en gebiedswaarden.
Door het creëeren van micro-relief (kleine hoogteverschillen over een korte afstand) bij het graven of herprofileren van poelen en sloten en bij bet afgraven of -plaggen van toplagen wordt een structuurvariatie bekomen die de vestiging van verscheidene planten- en diersoorten ten goede komt.
Door een juiste stand van de kraanbak bij natuurtechnisch grondwerk wordt de grond als het ware afgesneden en blijft de achterliggende grond zoveel mogelijk ongeroerd.
Bij het roeren van grond komt er immers meer zuurstof tussen de gronddelen, wat leidt tot mineralisatie (cfr. natuurtechnisch maaibeheer).
Historische heideterreinen of graslanden die nu intensief agrarisch bewerkt worden, moeten we soms afgraven om de vroegere vegetatie te herstellen.
Sommige grondlagen bieden meer ontwikkelingskansen voor zeldzamere vegetaties dan andere.
Te ondiep afgraven kan eerder aanwezige, ongewenste plantensoorten de kans geven vanuit o.m. wortelrestanten het terrein snel te herkoloniseren. Te diep afgraven kan op armere zandgronden leiden tot verstuiving.
In specifieke grondlagen bevinden zich soms nog zaadbanken van vroegere vegetaties, waarin zaden na jaren bedolven te zijn onder ideale conserveringsomstandigheden soms nog kiemkrachtig blijken te zijn.
Door onze achtergrond en opgedane ervaring in deze materie, laten we geen kansen onbenut. We kunnen de werkzaamheden op de lokale omstandigheden en het beoogde beheersdoel afstemmen.
Inzake afvoer en transport van vrijgekomen grond is bet bij natuurtechnisch grondwerk van belang bodemverstoring en bodemverdichting tot een minimum te beperken (cfr. natuurtechnisch maaibebeer).
Net zoals bij bet natuurtechnisch maaibeheer, pogen we hier door voortdurende innovatie oplossingen voor te bedenken.
Zo beschikken we over een gamma aan (werf)transportmiddelen voor grond en materialen.
Voor baantransport en transport over langere afstand op niet kwetsbaar terrein, beschikken we over dumperkarren met inhoud 10 à 12 m³ die in combinatie met snellopende landbouw-tractoren worden ingezet.
Op meer kwetsbare terreinen zetten we kleinere dumperkarren (5 m³) in, die op brede lagedrukbanden worden uitgerust. Tractoren bevinden zich ook op brede lagedrukbanden en kunnen eventueel dubbellucht worden uitgerust.
Verder maken we gebruik van rij- en werfstroken, die we zo weinig mogelijk verlaten. Eventuele bodemverstoring en -verdichting blijft zodoende beperkt tot een kleine oppervlakte. We beschikken tevens over een gamma eigen houten rijplaten om spreiding van de bodemdruk te bekomen.
Op extreem kwetsbare terreinen zetten we onze rupsdumper in. Door een zeer lage bodemdruk (140 gram/cm2) kan deze machine, geplaatst op rubberen rupsen, ook op veengronden en andere weinig draagkrachtige terreinen ecologisch verantwoord werftransport uitvoeren.
Ook onze graafmachines worden op verbrede rupskettingen geplaatst om de bodemdruk zo minimaal mogelijk te houden. Tenslotte hebben we één graafmachine, onze 'moerasgraafmachine', op extreem brede rupsplaatsen geplaatst (87 cm).