Belangrijkste aandachtspunt inzake onze materiaalkeuze is de betrachting om bodemverdichting en bodemverstoring, welke beide nefast zijn bij natuurbeheer en natuurontwikkeling, tot een minimum te beperken.
Bodemverdichting treedt op door met te zware machines een terrein te betreden. De bodem zal sporen vertonen en wordt plaatselijk zeer compact, waardoor planten meer moeite hebben zich er te (blijven) vestigen.
Door een slechte doorluchting wordt niet alleen de plantengroei, maar ook de ontwikkeling van het overige bodemleven geremd. Enkele plantensoorten die zich kunnen handhaven op sterk verdichte plaatsen, zijn Pitrus, Zilverschoon en Grote weegbree.
Onder bodemverstoring bedoelen we het omwoelen of beschadigen van de toplaag van het terrein, de eigenlijke vegetatie of de zode.
lndien met zware machines, uitgerust op conventionele tractorbanden, gemaaid wordt, treedt een aanzienlijke bodemverstoring op.
De grotere "kammen" op tractorbanden, bedoeld om een grotere weerstand op het terrein te kunnen uitoefenen, beschadigen de vegetatiemat aanzienlijk. Bijkomend nadeel is dat door bet omwoelen van de toplaag meer zuurstof tussen de gronddelen komt. Dit kan leiden tot mineralisatie (versneld vrijkomen van veel voedingsstoffen in de bodem) waardoor stikstofminnende planten snel uitbreiding kunnen nemen. Laat het nu net deze stikstofminnende planten zijn die door natuurtechnisch maaibeheer dienen teruggedrongen te worden...
Het overgrote deel van onze maaiwerken voeren we uit met moerastrekkers. Deze aangepaste tractoren bezitten een betere gewichtsverdeling dan een conventionele landbouwtrekker en werden uitgerust op brede lagedrukbanden met gazonprofiel. Door bet aangepaste bandenprofiel beperken we de zodebeschadiging en bijhorende bodemverstoring tot een minimum.
De bodemdruk van de machine bedraagt slechts 261 gram/cm2. (Ter vergelijking: een persoon van 80 kg die zijn gewicht op een voet plaatst, veroorzaakt een bodemdruk van ca 250 gram/cm2, een conventionele landbouwtrekker haalt al snel een bodemdruk van 450 gram/cm2) De opraapwagen die in combinatie met de moerastrekker gebruikt wordt, bevindt zich op zes banden, om ook hier de bodemdruk te reduceren.
Extreem vochtige hooi- en rietlanden die tot op heden door onze moerastrekker niet gemaaid konden worden, kunnen we nu wel machinaal maaien met een wetlandtrack. Deze maai- en afvoercombinatie op rupsbasis bezit slechts een bodemdruk van 110 gram/cm2 door het aanwenden van lichte materialen, het weren van extra gewicht en het gebruiken van brede en lange rubberen rupsen. Deze rupsen bezitten slechts een zwak profiel, om ook hier bodemverstoring tot een minimum te beperken.
Tenslotte kunnen we ook chopperen met een moerastrekker in combinatie met onze choppermachine. Chopperen is een activiteit welke zich situeert tussen maaien en plaggen. Het eindresultaat is een gemaaid terrein waarbij echter ook grote delen van de humuslaag mee verwijderd zijn. Op beperkte plaatsen is de bodem dan ook zichtbaar.